Tussen 1602 en 1796 was de VOC oppermachtig in de zeer lucratieve handel met de landen in de Indische Oceaan. In bijna twee eeuwen stuurde Nederlands eerste en in zijn tijd grootste multinational bijna 5.000 schepen uit naar diverse havens in heel Azië en overal ontstonden Nederlandse handelsposten.
Wat is er vier eeuwen later over van de contacten tussen de mannen van de VOC en de inheemse bevolking? Hoe verging het de overlevenden van de schepen die voor de kust van West-Australië schipbreuk leden? Legden ze contact met de inheemse bevolking? Hoe keek de oorspronkelijke bevolking naar de families Wouthuyzen en Joostensz, die zich rond 1650 in de Molukken op het minuscule Indonesische eilandje Kisar vestigden om te fungeren als de ogen en oren van de VOC? Wat is er over van de taal bij de Koranna die in Zuid-Afrika leefden toen Jan van Riebeek daar landde en sommigen van hen tot ‘kaptein’ bevorderde?
Dankzij de Nederlandse fotograaf Geert Snoeijer krijgen deze ‘weeskinderen’ van de VOC voor het eerst een gezicht en een stem. Bijna twee jaar lang reisde Snoeijer langs de randen van het VOC-imperium, door Zuidelijk Afrika, West-Australië en naar het Indonesische eilandje Kisar in de Zuid-Molukken. Op zoek naar mensen voor wie het gedeeld verleden nog altijd onderdeel is van hun identiteit.
Het resultaat is een expositie op vier continenten én een boek. Het Westfries Museum is verantwoordelijk voor de Europese editie van de expositie Vêrlander – de weeskinderen van de VOC. Van zaterdag 17 december tot 9 april zijn in het Westfries Museum 30 indringende portretten te zien. Een audiotour, waarin een aantal geportretteerden zelf aan het woord komt, brengt de gedeelde geschiedenis met de Hollanders tot leven.